Перевод: со всех языков на нидерландский

с нидерландского на все языки

С нидерландского на:
Все языки
Со всех языков на:
Все языки
Английский
Немецкий
Нидерландский
Русский
Французский

4 leidinggevende

Толкование Перевод

1 managerial function

leidinggevende funktie

English-Dutch dictionary > managerial function
2 managerial position

leidinggevende positie

English-Dutch dictionary > managerial position
3 начальство

n
gener. autoriteit, bevelhebberschap, leiding, leidinggevende

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > начальство
4 непосредственный руководитель

adj
gener. leidinggevende ("de" word)

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > непосредственный руководитель
5 привести

v
gener. erbij halen (ik ga mijn leidinggevende erbij halen -- à ïîçîâó ðóêîâîäèòåôà)

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > привести
6 прямой начальник

adj
gener. 4 leidinggevende

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > прямой начальник
7 a senior position

a senior position

een leidinggevende positie

English-Dutch dictionary > a senior position
8 executive officer

uitvoerend officier

executive officer

tweede officier in rang 〈 na de bevelhebber〉; persoon met uitvoerende/leidinggevende bevoegdheid

English-Dutch dictionary > executive officer
9 executive

adj. uitvoerend
--------
n. directeur; directie; uitvoerder

executive¹

[ igzekjoetiv] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 benaming voor〉 leidinggevend persoon ⇒ hoofd, directeur 〈 van onderneming〉; kader/staflid, hoofdambtenaar, bewindsman

2 〈 politiek〉uitvoerend orgaan/college ⇒ administratie, dagelijks bestuur

♦voorbeelden:

1   the chief executive • de hoofddirecteur, de algemeen directeur; 〈 ook〉 de president 〈 van de USA〉

2   the executive • de uitvoerende macht 〈 als staatsorgaan〉

————————

executive²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 leidinggevend ⇒ leidend, verantwoordelijk

2 uitvoerend 〈 ook politiek〉

3 〈 informeel〉 exclusief ⇒ chic, duur

♦voorbeelden:

1   executive director • lid van de raad van bestuur, directeur 〈 die lid is van de raad van bestuur〉

2   the executive branch of the government • het uitvoerend college van de regering 〈 in de USA〉

     the executive power • de uitvoerende macht 〈 als bevoegdheid〉

¶ executive officer • tweede officier in rang 〈 na de bevelhebber〉; persoon met uitvoerende/leidinggevende bevoegdheid

     executive session • besloten vergadering 〈 voornamelijk van de Amerikaanse Senaat〉

English-Dutch dictionary > executive
10 lead

adj. belangrijkste; eerste; de leider; de leiding; opening (van een artikel)
--------
adj. loden
--------
n. leiding; bescherming; verschil tussen-; leidend; voorbeeld; richting (van een verhoor); toespeling; de eerste plaats; leidinggevende positie; leiding; bescherming; leidend; toelichting, voorlichting
--------
n. lood; grafiet; kogels (voor vuurwapen); gewicht; printplaat
--------
v. leiden, ertoe brengen; vooropgaan; voorgaan; aanvoeren; leiden (leven)
--------
v. met lood bedekken, verloden; in lood zetten

lead¹

[ led] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 lood

2 〈 scheepvaart〉 (diep)lood ⇒ peillood, paslood

3 (potlood)stift ⇒ grafiet

4 〈meervoud; Brits-Engels〉 daklood ⇒ bladlood voor daken

5 〈 meervoud〉 lood ⇒ van glas in lood

♦voorbeelden:

¶ 〈 informeel〉 swing the lead • zich drukken, lijntrekken

→ red red/, white white/

————————

lead²

[ lie:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 leiding ⇒ het leiden

2 aanknopingspunt ⇒ aanwijzing, suggestie

3 〈the; in het bijzonder sport〉 leiding ⇒ koppositie, eerste plaats

4 voorsprong

5 〈 kaartspel〉 uitkomst ⇒ het uitkomen/starten; uitkomstkaart/kleur

6 〈 film(kunde), dramaturgie〉 hoofdrol ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 hoofdrolspeler

7 〈ook attributief; journalistiek〉 hoofdartikel ⇒ openingsartikel

8 〈 elektriciteit〉voedingsdraad/leiding/lijn

9 〈 voornamelijk Brits-Engels〉(honden)lijn/riem

♦voorbeelden:

1   take the lead • de leiding nemen; het initiatief nemen

2   give someone a lead • iemand op weg helpen/een hint geven

5   whose lead is it? • wie moet er uitkomen?

————————

lead³

[ lie:d] 〈 led, led [ led]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈 danskunst〉 leiden

♦voorbeelden:

¶ lead up to • (uiteindelijk) resulteren in; een inleiding/voorbereiding zijn tot

     lead with • beginnen met; 〈 in het bijzonder journalistiek〉 openen met

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 voorgaan ⇒ de weg wijzen, (bege)leiden

2 aan de leiding gaan ⇒ aanvoeren, op kop/voor(op) liggen; 〈 sport〉 voorstaan, een voorsprong hebben op; 〈 figuurlijk〉 de toon aangeven

3 voeren ⇒ leiden 〈van weg/route〉; 〈 figuurlijk〉 resulteren in

4 leiden ⇒ aanvoeren, het bevel hebben/voeren (over)

♦voorbeelden:

2   lead the fashion • de toon aangeven op modegebied

     Liverpool leads with sixty points • Liverpool staat bovenaan met zestig punten

3   lead to disaster • tot rampspoed leiden

¶ lead off (with) • beginnen/openen/van start gaan (met)

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (weg)leiden ⇒ (mee)voeren 〈bij de hand/aan een touw e.d.〉

2 brengen/bewegen tot ⇒ overhalen, aanzetten tot

3 leiden 〈bestaan/leven〉

♦voorbeelden:

2   lead someone to think that • iemand in de waan brengen dat

3   lead a life of luxury • een weelderig leven leiden

¶ lead (someone) astray • (iemand) op een dwaalspoor/het verkeerde pad brengen

     〈 voornamelijk passief〉 lead away • meeslepen; blind(elings) doen volgen

     lead (someone) on • (iemand) overhalen/verleiden (tot); iemand iets wijsmaken

English-Dutch dictionary > lead
11 senior

adj. oude van dagen; grijsaard; vooraanstaand; oud; de vader
--------
n. laatste jaars- (student); hooggeplaatst; vooraanstaand; ouder-; veteraan, oudgediende

senior¹

[ sie:niə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 oudere ⇒ 〈 in het bijzonder〉 iemand met meer dienstjaren

2 oudgediende ⇒ senior

3 〈 Amerikaans-Engels〉 laatstejaars

4 〈 Brits-Engels〉oudere leerling/student

♦voorbeelden:

1   she's four years my senior, she's my senior by four years • ze is vier jaar ouder dan ik

————————

senior²

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 oud ⇒ op leeftijd, bejaard; 〈 bij uitbreiding〉 oudst(e)

2 hooggeplaatst ⇒ hoofd-

3 hoger geplaatst ⇒ 〈 in het bijzonder〉 ouder in dienstjaren

4 eerstaanwezend ⇒ hoogst in rang

5 〈 Amerikaans-Engels〉 laatstejaars

6 〈 Brits-Engels〉 ouderejaars 〈van school: met leerlingen in de hogere leeftijdsklassen〉

♦voorbeelden:

1   〈 eufemistisch〉 a senior citizen • een 65- 〈vrouwen: 60-〉

     the senior organization in this field • de oudste organisatie op dit terrein

     too senior for the job • te oud voor de baan

2   a senior position • een leidinggevende positie

¶ 〈Brits-Engels; leger〉 senior service • marine plusser, bejaarde, oude van dagen

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 ouder ⇒ van gevorderde leeftijd

♦voorbeelden:

1   she's senior to me • zij is ouder dan ik

III 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief na het zelfstandig naamwoord; Senior〉

1 senior

♦voorbeelden:

1   Jack Jones Senior • Jack Jones senior

English-Dutch dictionary > senior
12 cadre

cadre [kaadr]

〈m.〉

1 lijst ⇒ omlijsting

2 〈 figuurlijk〉 kader ⇒ raam

3 omgeving ⇒ decor, inrichting

4 leidinggevend functionaris ⇒ staflid ⇒ 〈 meervoud〉 leidinggevend personeel ⇒ 〈 leger〉 kader

5 raam(werk) ⇒ omraming, frame

6 〈 bouwkunde〉 bekisting ⇒ 〈 mijnwezen〉 stutwerk

♦voorbeelden:

1    cadre amovible • wissellijst

mettre une photo dans un cadre • een foto inlijsten

2    entrer dans le cadre de ses attributions • tot zijn bevoegdheden behoren

sortir du cadre de ses fonctions • buiten het kader van zijn bevoegdheden vallen

dans le cadre de • in het kader van

3    cadre de verdure • groene omgeving

cadre de vie • leefklimaat

4    femme cadre • vrouw met leidinggevende functie

cadre sédentaire • grondpersoneel

être passé cadre • een leidinggevend functionaris (geworden) zijn

5    cadre d'une porte • deurkozijn

¶    figurer sur les cadres • op de loonlijst staan

m

1) (om)lijst(ing)

2) personeelslijst

3) raam, frame

4) omgeving, decor

5) bekisting [beton]

6) staflid

Dictionnaire français-néerlandais > cadre
13 femme cadre

femme cadre

vrouw met leidinggevende functie

Dictionnaire français-néerlandais > femme cadre
14 leadership

leadership [liedursĵiep]

〈m.〉

1 leiderschap ⇒ leidinggevende rol

Dictionnaire français-néerlandais > leadership
15 Führungskraft

Führungskraft

〈v.〉

1 leidende, leidinggevende (werk)kracht

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Führungskraft
16 Stelle

Stelle

〈v.; Stelle, Stellen〉

1 plaats, plek

2 passage ⇒ stuk, passus

3 plaats 〈 in rangorde, rij〉

4 baan, betrekking ⇒ plaats

5 instantie ⇒ orgaan, bureau

6 〈 wiskunde〉 cijfer

♦voorbeelden:

1    〈 figuurlijk〉 die schwachen Stellen • de zwakke plekken, punten

〈 figuurlijk〉 eine weiche Stelle • een tere, zwakke plek

eine wunde Stelle • (a) een wond; 〈 (b) figuurlijk〉 een pijnlijke zaak

an dieser Stelle • op deze plaats

an deiner Stelle • in jouw plaats

an passender, unpassender Stelle • op het juiste, verkeerde ogenblik

an jemandes Stelle treten • in de plaats van iemand komen

ich möchte nicht an deiner Stelle sein • ik zou niet in jouw schoenen willen staan

etwas an die Stelle von etwas setzen • iets vervangen door iets

an Stelle, anstelle von • in plaats van

auf der Stelle • onmiddellijk, meteen

auf der Stelle tot • op slag dood

〈 informeel〉 auf der Stelle treten • (a) de pas markeren; 〈 (b) figuurlijk〉 een pas op de plaats maken

etwas von der Stelle bewegen, rücken • iets verplaatsen, van zijn plaats krijgen

〈 figuurlijk〉 nicht von der Stelle kommen • niet opschieten, niet vooruitkomen

sich nicht von der Stelle rühren • geen voet (kunnen) verzetten

nicht von der Stelle weichen • van geen wijken weten

〈 vooral leger〉 sich zur Stelle melden • zich (present) melden

zur Stelle sein • ter plaatse, aanwezig; 〈 leger〉 present zijn

3    an erster Stelle • op de eerste plaats

an führender Stelle stehen • (a) bovenaan staan; (b) een leidinggevende functie bekleden

4    freie, offene Stellen • vacatures

eine Stelle antreten • in functie, dienst treden

5    amtliche Stellen • officiële instanties

6    zwei Stellen nach, hinter dem Komma • twee cijfers achter de komma

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Stelle
17 an führender Stelle stehen

an führender Stelle stehen

(a) bovenaan staan; (b) een leidinggevende functie bekleden

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > an führender Stelle stehen
18 eine leitende Stellung

eine leitende Stellung

een leidinggevende positie, functie

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > eine leitende Stellung
19 jemandem kommt eine führende Position zu

jemandem kommt eine führende Position zu

iemand verdient een leidinggevende positie

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem kommt eine führende Position zu
20 leiten

leiten

1 leiden ⇒ besturen

2 (ge)leiden ⇒ voeren, brengen; sturen

3 〈 techniek〉 geleiden

♦voorbeelden:

1 leitende Angestellte • hoger personeel, kaderpersoneel

eine leitende Stellung • een leidinggevende positie, functie

2 der leitende Gedanke • de hoofdgedachte

etwas in den Fluss leiten • iets in de rivier lozen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > leiten

Страницы

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

4 leidinggevende

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

4 leidinggevende

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: